Laat technische invulling concessies aan OV-bedrijven over

Connexxion, bus



Om efficiënter om te springen met overheidsgeld en meer reizigers de bus in te krijgen moet het aanbod van busvervoer beter aansluiten op de vraag. Dit kan opgelost worden door de technische invulling van concessies zo veel mogelijk aan OV-bedrijven over te laten. Ook is het nodig de bedrijfsvoering van het stads- en streekvervoer van elkaar te scheiden. Dat stelt ING in het onderzoek ‘Assetvisie Bussen en de openbaar vervoermarkt’.



OV-bedrijven en importeurs die aan het onderzoek hebben meegewerkt, adviseren de overheid om eisen vast te stellen en de technische invulling aan de OV-bedrijven over te laten. “Overheden moeten nu vaak expertise inhuren, terwijl de OV-bedrijven dit al in huis hebben”, stelt onderzoeker Rico Luman van ING.

Te veel technische specificaties

De onderzoekers spraken onder meer met bestuurders van Veolia/Connexxion, het ministerie van Infrastructuur en Milieu, Kennisplatform Verkeer en Vervoer, VDL, provincie Zuid-Holland, Koninklijk Nederlands Vervoer en Evobus.

OV-bedrijven lopen tegen tijdrovende aanbestedingsprocedures aan die per concessiegebied of OV-autoriteit van elkaar verschillen. De overheden dragen de opdrachtnemers te veel (technische) specificaties op over het materieel. Dat zou de creativiteit en vernieuwing bij OV-bedrijven tegenhouden en inefficiëntie in de hand werken.

Verschillende markten

De overheid beslist nu grotendeels wat er in techniek wordt geïnvesteerd. Volgens de onderzoekers zou dat meer bij de OV-bedrijven neergelegd moeten worden.

Verder stellen de onderzoekers dat stad- en streekvervoer in de praktijk twee verschillende markten zijn. Die moeten ook als zodanig worden behandeld om efficiëntie te bevorderen.

Andere bedrijfsvoering

De gemiddelde afstand die een streekbus aflegt, is veel hoger dan die van een stadsbus. Een stadbus heeft daarentegen weer een hogere bezettingsgraad. Om die redenen is een andere soort bedrijfsvoering nodig en een ander inzet van materieel.

“Die scheiding van bedrijfsvoering kan ook binnen één concessiegebied plaatsvinden”, stelt Luman. “Daarnaast moet er in regio’s waar de bezettingsgraad laag is, naar alternatieve oplossingen worden gekeken.” De onderzoekers verwachten dat een groot deel van het bussenpark in de toekomst in en om de steden wordt ingezet.

Veranderde mobiliteitsbehoefte

De veranderende mobiliteitsbehoefte vraagt om aanpassing van de organisatie en materiële inzet. In de praktijk wordt benadrukt dat de aansluiting van vraag en aanbod veel beter kan. Hierbij gaat het vooral om het beter aansluiten van de materiële inzet op de omvang van de vervoersvraag en niet om het op maat maken van de bussen. Dit laatste gebeurt in de praktijk juist te veel, stellen de onderzoekers.

Marieke van Gompel

Auteur: Bart Pals

Reageren op dit artikel is niet mogelijk.