‘MaaS-platform publieke vervoerders lijkt op succesvolle Weense model’

Reizigers bij RET in metro (Foto: R. Keus)
Foto: R. Keus, via RET

Met de goedkeuring van de ACM kunnen de NS, GVB, RET en HTM verder met de ontwikkeling van hun MaaS-platform: RiVier. RiVier lijkt in de opzet geïnspireerd door het Weense model en Wenen is een OV-stad bij uitstek. Wat is het Weense model en wat valt hiervan te leren? Op die vragen wordt dieper ingegaan door Robin Kleine (Mobycon) en Daan Stevens (Forseti) in een blog.

Wenen is sinds jaar en dag een echte OV-stad. Het OV-aanbod is goed, betaalbaar en daar is men trots op. Met een abonnement van 1 euro per dag kan men onbeperkt gebruik maken van het uitgebreide metro-, bus- en tramnetwerk en ongeveer 800.000 mensen (van de in totaal 1.800.000) hebben dan ook een abonnement. Daarnaast betalen alle inwoners van de stad een zogenaamde ‘U-bahn belasting’. Nu betalen wij indirect ook allen voor het OV, alleen hiermee maakt de Weense overheid duidelijk dat het OV voor en van iedereen is en zo wordt dat ook ervaren.

SMILE

In 2015 besloot men dat het tijd was voor vernieuwing. De mogelijkheden van apps/smartphones en allerlei nieuwe vervoersconcepten moesten een plekje krijgen in het Weense vervoersaanbod. Dit leidde uiteindelijk tot het project SMILE, de eerste kennismaking van de stad met MaaS. Ervaringen met het concept waren positief en Wenen besloot dat men verder wilde met MaaS. Hoe ze hiermee verder zijn gegaan is wat we nu ‘het Weense model’ noemen.

Het MaaS-aanbod bestaat in Wenen namelijk uit drie lagen: de aanbieders van vervoersdiensten, de MaaS-applicaties (bijvoorbeeld smartphone-apps) en het platform dat die twee verbindt. In de proef SMILE besloot Wenen de app en het platform zelf te organiseren en voor het vervoersaanbod samen te werken met allerlei partners (bijvoorbeeld deelauto- en deelfietsaanbieders). In het uiteindelijke Weense is echter gekozen om het platform en de app als losse onderdelen te beschouwen.

Overheid of markt

Het ontwikkelen van apps en producten, zoals bepaalde mobiliteitspakketten of reisbundels, voor allerlei doelgroepen ziet men namelijk niet per se als overheidstaak en kan in de regel beter door marktpartijen worden opgepakt. Tegelijkertijd wil men voorkomen dat er alleen producten ontstaan voor de meest winstgevende doelgroep waardoor misschien niet iedereen van de mogelijkheden van MaaS kan profiteren.

Hier wilde men ruimte voor bieden zonder de controle over de gehele ontwikkeling te verliezen. Het verliezen van deze controle kan er namelijk toe leiden dat vervoerders of leveranciers elkaar buitensluiten en allianties vormen die uiteindelijk niet in het belang zijn van de reiziger en de overheid. Wat uiteindelijk afbreuk kan doen aan het decennialang investeren van de stad in infrastructuur en vervoer. Dit wilde de overheid koste wat het kost voorkomen.

Samenwerking door ‘stekkerdoos’

Wat het Weense model kenmerkt is de keuze om het ontwikkelen van apps dus ook door derden mogelijk te maken, maar dat men wel de regie voert over het platform dat verschillende app-bouwers en vervoeraanbieders in staat stelt om met elkaar samen te werken. Dit lijkt op de ‘stekkerdoos’ waar de publieke vervoerders in Nederland aan werken.

Daarnaast blijft de Wiener Linien de app WienMobil aanbieden. Dit is een app die in principe toegang biedt tot het gehele vervoersaanbod op het platform en de app zorgt hiermee voor een referentie-aanbod. Men kan altijd zien hoeveel iets echt moet kosten en wat alle mogelijkheden zijn.

Neutraal platform

Je zou dus kunnen zeggen dat het Weense model zoekt naar een balans tussen het bewaken van het publieke belang en het faciliteren van marktpartijen om producten te ontwikkelen in een open speelveld. Een model dat past bij de manier hoe de stad sinds jaar en dag met openbaar vervoer omgaat. Met RiVier lijken de publieke vervoerders in Nederland nu in de richting van Wenen te gaan. Ook hier wordt een neutraal platform nagestreefd zonder winstoogmerk.

De bestaande apps van NS, GVB, RET en HTM krijgen een uitbreiding van het aanbod, waarmee vanaf de start meteen een breed referentieaanbod ingezet wordt aan de huidige klanten. Het platform is niet exclusief, andere marktpartijen kunnen dezelfde basis benutten om hun eigen klantproposities te maken.

Tweede TLS voorkomen

Het is de vraag in hoeverre volledige neutraliteit, zoals de ACM vraagt, daadwerkelijk mogelijk is. Hopelijk kan met de gestelde ACM-voorwaarden voorkomen worden dat RiVier uitgroeit tot een tweede TLS en zo toch bepaalde regels gaat dicteren in de sector. Er blijft scherpte en keuze in de markt nodig om designs op basis van de klantervaring te laten winnen van het systeemdenken.

In Wenen heeft dit nog tot weinig discussies geleid. Vanuit maatschappelijk opzicht vindt men het normaal en verdedigbaar dat publiek gesubsidieerd openbaar vervoer, als ruggengraat van het vervoersysteem, het initiatief neemt. Wel onder de voorwaarde dat neutraliteit uitgangspunt blijft. En zolang de markt voldoende ruimte krijgt aantrekkelijke proposities voor doelgroepen aan te haken, kunnen publieke doelen en commerciële belangen hand in hand gaan.

Doorbraak MaaS

Een initiatief als RiVier kan wel eens een doorbraak betekenen voor Mobility as a Service (MaaS) in Nederland. RiVier start immers met een stevige klantbasis (van NS, RET, HTM en GVB), waarmee MaaS in Nederland voor het eerst kan promoveren van een populair studie- en conferentiethema naar een platform dat gebruikt wordt door een substantiële groep gebruikers. Waarschijnlijk zijn commerciële partijen, zoals de Ubers en Googles, sneller in staat een goed werkend platform te bouwen, maar dat botst met de groeiende consensus om de data in de eerste plaats onder publiek toezicht te houden.

Hoe dan ook kan MaaS niet langer alleen als marktontwikkeling gezien worden, de impact die de ontwikkeling van MaaS kan hebben op publieke investeringen en nog belangrijker, maatschappelijke belangen, is te groot. Dat vraagt een regierol die ligt bij de overheid. Daarbij geldt het credo: niet repareren, maar regisseren.

Dit blog is geschreven door Robin Kleine en Daan Stevens. Zij zijn eerder met een delegatie afgereisd naar Wenen om daar inspiratie op te doen.

Auteur: Inge Jacobs

Reageren op dit artikel is niet mogelijk.