Geen onderscheid tussen infrastructuur en OV in rapport

Tram, HTM

SEO Economisch Onderzoek concludeert dat de rijkssubsidie voor het openbaar vervoer per bus, tram en metro is tussen 2004 en 2010 is verdubbeld. Het onderzoeksbureau maakt in het rapport echter geen onderscheid tussen verschillende kostenposten, zoals de OV-concessies, aanleg van infrastructuur en andere projecten. De openbaar vervoersbedrijven hebben in verhouding juist minder subsidie ontvangen, zegt Veolia-directeur Manu Lageirse.

Het onderzoeksbureau concludeert dat de publieke uitgaven aan openbaar vervoer met uitzondering van de trein van 2004 tot 2010 met 105 procent zijn gestegen tot 1,9 miljard euro. Met inflatiecorrectie zou de stijging op ruim 80 procent uitkomen.

Veolia-directeur Manu Lageirse: “Het onderzoek geeft een onevenredig beeld omdat er in de uitgaven geen onderscheid is gemaakt tussen het geld dat naar de infrastructuur is gegaan en het geld dat naar de uitvoering van de concessies zelf is gegaan. In werkelijkheid krijgen we in verhouding zelf minder subsidie dan voorheen.”

Brede Doel Uitkering

De basis voor de subsidie die OV-autoriteiten verstrekken aan OV-bedrijven wordt gevormd door de Brede Doel Uitkering (BDU) van het Rijk. De BDU wordt door het ministerie van Infrastructuur en Milieu jaarlijks uitgekeerd aan provincies en stadsregio’s als bijdrage voor de uitvoering van het regionale en lokale mobiliteitsbeleid. De BDU is niet strikt geoormerkt voor OV, en kan ook besteed worden aan andere onderdelen van het mobiliteitsbeleid.

Het kan zijn dat er in de loop der jaren meer zaken zijn ondergebracht onder de Brede Doel Uitkering vanwege een verschuiving van de verantwoordelijkheden van provincies en stadsregio’s. In 2004 is voor het eerst ook infrastructuur ondergebracht onder BDU. Voorheen viel alleen het openbaar vervoer hier onder.

Reizigerskilometers

In het onderzoek komt verder naar voren dat het aanbod van het openbaar vervoer tussen 2004 en 2010 met 20 procent toe is genomen, terwijl het aantal reizigerskilometers maar met 5 procent is gestegen. Onderzoeker Koert van Buiren van SEO Economisch Onderzoek: “Er moet gekeken worden hoe het aanbod van het openbaar vervoer beter kan aansluiten op de vraagontwikkeling.”

"Kosten

Provincies en stadsregio’s zouden volgens het onderzoeksbureau nauwelijks op de kosten letten van het openbaar vervoer. Van Buiren: “Ze hebben veel aandacht voor zaken als de dienstregeling, duurzaamheid, en of er bijvoorbeeld wifi aanwezig is. Ze moeten de financiële kant van de aanbesteding zwaarder meenemen in de beoordeling.”

Kwaliteit

Uit het onderzoek blijkt dat algehele kwaliteit van het OV is licht toegenomen in de periode tussen 2004 en 2011. De gemiddelde reizigerswaardering is in deze periode van een 6,9 naar een 7,2 gestegen.

Het onderzoek toont daarnaast aan dat de kwaliteit van aanbesteed OV hoger is in zowel stedelijk en niet-stedelijke gebieden dan het OV dat niet is aanbesteed. 

Daarnaast blijkt dat de kwaliteit verder verhoogd wordt, wanneer concessies voor de tweede keer worden aanbesteed.

Aanbesteden

De verklaring hiervan kan zijn dat de een aanbestedingsprocedure voor de tweede keer beter wordt ingericht vanwege opgedane ervaring en kennis over de betreffende concessie. 

Ook wordt door vervoerders aangegeven dat de eerste aanbesteding van een concessie vaak concurrentie op prijs behelst, terwijl er bij de tweede aanbesteding meet ruimte wordt geboden in de aanbestedingsprocedure om ook te concurreren op kwaliteit.

Cijfers openbaar vervoer 2004-2011, KPVV

Van Buiren: “Aanbesteden van het openbaar vervoer heeft bewezen dat de kwaliteit omhoog gaat. We zien dat echter nog onvoldoende terug in de stijging van de kosten.”

“Ik denk dat er meer uit de aanbestedingsprocedures gehaald kan worden dan nu wordt gedaan. Er moet gezorgd worden dat er voldoende concurrentie is, vervoersbedrijven moeten makkelijk kunnen inschrijven en de overheden moeten beter controleren of de prijzen redelijk zijn”, zegt de onderzoeker.

Concurrentie

Lageirse: “In de afgelopen 3, 4 jaar is maar 10 tot 20 procent van de concessies in handen gebleven van dezelfde vervoerder. Ik denk dat we daaruit kunnen concluderen er wel degelijk sprake is geweest van concurrentie.”

Marieke van Gompel

Auteur: Bart Pals

Reageren op dit artikel is niet mogelijk.