Nieuwe GVB-trams moeten in 2020 door Amsterdam rijden

Het GVB, de stadsvervoerder van Amsterdam, gaat 63 nieuwe trams aanbesteden. De voertuigen worden onder andere ingezet op de vernieuwde Amstelveenlijn (lijn 51) en vervangen oudere modellen. De nieuwe trams moeten rond 2020 gaan rijden en meegaan tot 2052. De opdracht voor de aanbesteding komt van de gemeente Amsterdam en de Stadsregio Amsterdam.

De nieuwe tramserie moet volgens het GVB aansluiten bij hedendaagse comfort- en toegankelijkheidseisen. Dat houdt in bredere stoelen, een helder verlichtingsschema en aantrekkelijk kleurenpalet. Ook moeten de vloer en doorlopen zo breed, laag en vlak mogelijk zijn, met een lage instap en dubbele deuren.

Modulaire inrichting

“Wij willen waar mogelijk de inrichting modulair maken, zodat we afhankelijk van de lijn waar de voertuigen ingezet worden kunnen kiezen voor bijvoorbeeld extra plaatsen voor kinderwagens, of juist meer (klap)stoelen”, laat woordvoerder Mireille Muller van het GVB weten. De trams moeten daarnaast inzetbaar zijn op het hele tramnet en geen of zeer beperkte wijzigingen aan de infrastructuur vereisen.

De Reizigersadviesraad voor de Stadsregio Amsterdam heeft voor het project een aparte werkgroep opgericht en voorziet het GVB voorafgaand en gedurende het traject van advies. Ook het personeel wordt volgens de vervoerder betrokken, bijvoorbeeld bij het ontwerp van de bestuurderscabine.

Groene stroom

Er rijden momenteel zo’n tweehonderd trams onder de vlag van het GVB. Net als de huidige Combino-trams gaan de nieuwe modellen op groene stroom rijden die afkomstig is van het Afval Energie Bedrijf (AEB) in Amsterdam. Het lijnennet van de Amsterdamse trams wordt op dit moment opnieuw ontworpen.

Eind 2016 moet bekend zijn welk bedrijf de trams mag bouwen. Daarna wordt een begin gemaakt met het detailontwerp en het bouwen van de eerste prototypes. Voor de trams is een budget van 200 miljoen euro gereserveerd. “Daaronder vallen naast het materieel ook de kosten voor het aanpassen van de werkplaats, de infrastructuur en de projectgroep”, vertelt Muller.

Martijn van Best