Elektrische bus nog zeker tien jaar duurder dan dieselbus

Vervoerders en aanbestedende overheden die de aanschaf van elektrische bussen uitstellen omdat ze hopen op een goedkopere prijs, zullen in ieder geval het komende decennium bedrogen uitkomen. De aanschafprijs van deze voertuigen is naar verwachting pas rond 2030 vergelijkbaar met de prijs van een dieselbus. Wel is de total cost of ownership (TCO) van een elektrische bus nog dit jaar gelijkwaardig aan die van een dieselbus.  

Dit blijkt uit onderzoek naar elektrische bussen door Bloomberg New Energy Finance (BNEF). Deze organisatie heeft dit onderzoek verricht namens de C40 Cities Climate Leadership Group. Steden in de wereld hebben daarin afgesproken om stappen te zetten op het gebied van klimaatverbetering, onder andere door het vervoer te verduurzamen.

Batterijkosten

De meest belangrijke reden dat een elektrische bus een hogere prijs heeft dan een dieselbus, zijn de hoge kosten voor de batterij. De verwachting is dat die prijs daarvoor zal dalen, waardoor vervoerders of aanbestedende overheden de aanschaf uitstellen. Maar dat is geen optie als het OV in de komende jaren al moet vergroenen, want elektrische bussen blijven volgens BNEF voorlopig dus duurder. Pas in 2030 schatten de onderzoekers in dat het batterijpakket van een bus ongeveer 8 procent van de kosten van een elektrische bus betreft, waardoor dit voertuig een vergelijkbare prijs krijgt als een dieselbus.

Wanneer er op grotere schaal elektrische bussen zullen worden gekocht in Europa, zullen de prijzen ongetwijfeld wel iets dalen, maar zelfs in dat geval verwachten de onderzoekers niet dat elektrische bussen voor 2025 een kostprijs hebben die te vergelijken is met de prijs van een dieselbus. Door het bestuursakkoord dat in Nederland is ondertekend met deadlines in 2025 en 2030, zullen vervoerders de komende jaren dus wel moeten opdraaien voor de duurdere prijzen van elektrische bussen.

Financiering

Bij de keuze tussen een dieselbus of een elektrische bussen, dient om die reden niet naar de aanschafprijs gekeken worden, maar naar de total cost of ownership. Op dit moment worden de voertuigen vaak vooraf gefinancierd, maar het beschikbare geld is beperkt en remt de massale aanschaf van bussen. In Nederland rijden al enkele honderden bussen rond, maar ook hier wordt gevreesd dat het werkelijke opschalen van de aantallen problematisch kan worden.

BNEF adviseert aanbestedende overheden en vervoerders om het inkoopproces van bussen te veranderen. Het is namelijk niet mogelijk om steeds op Europese of landelijke subsidies te blijven terugvallen, vervoerders hebben geen oneindig budget en de extra investeringen van aanbestedende overheden zijn tot nog toe niet voldoende om de transitie te bekostigen. Er moet dus veel meer gewerkt te moeten worden met lease- of leencontracten, waarbij de aandacht ligt bij op de total cost of ownership, zodat vervoerders ook overgehaald worden om een groot aantal bussen te kopen.

Lagere TCO

Het is meteen verstandig om te kijken naar de TCO. Want die is namelijk al dit jaar concurrerend met die van een dieselbus. Dan gaat het om een bus met een batterij van 250 kWh, die in ieder geval 139 kilometer per dag moet afleggen. Een dergelijke bus kan zowel door laden op het depot of door snelladen worden geladen, maar de operationele kosten voor zo’n bus zijn nu al goedkoper dan die van een dieselbus.

Ook voor andere bussen zal dit niet meer lang op zich laten wachten. Een elektrische bus met een batterij van 110 kilowattuur bereikt al een vergelijkbare TCO bij een afstand van 60.000 kilometer per jaar en de TCO van een bus met een batterij van 350 kWh is al vergelijkbaar met een dieselbus als er jaarlijks 80.000 kilometer worden gereden. Hoewel de aanschafprijs dus duurder is, blijkt een elektrische bus over de hele levensduur goedkoper te kunnen zijn dan een dieselbus.